( Voor de Hebreeuwse en Nederlandse Bijbeltekst van Openbaring 14: zie 14 A.)

Gedachten van Bijbelgeleerden bij Openbaring 14 vanaf vers 4.
===============================================================

4. 'ellèh hem, 'ashèr lo' niet'me'óe benaashíem, kie b'toelíem hem. 'ellèh hem, hahol'chíem
'acharéej
hasèh lechól 'ashèr jeeléech. 'ellèh nief'dóe mieb'néej 'aadáam biekoedíem lee'lohíem
welasèh.

Dit zijn degenen, die zich niet verontreinigd hebben met vrouwen, want het zijn
maagden en dit zijn degenen die het Lam volgen, waarheen Hij ook gaat. Zij zijn
vrijgekocht vanuit de mensen om eerstelingen te zijn voor God en voor het Lam.

5. mier'máah lo' niemts'áah befiejhèm, neqiejjíem hem mieddofóe.

In hun mond werd geen bedrog gevonden: zij waren onberispelijk.

==============================================================
Dr.L.D. Terlaak-Poot: " Zij zijn vrijgekocht uit de mensen, van de aarde.
Zij staan vrij tegenover heel het complex van het geperfectioneerde, van alle sancties
en verplichtingen ontdane amorele en ontgoddelijkte wereldleven.
Zij hebben zich niet 'met vrouwen bevlekt, want zij zijn maagdelijk'. -
Men heeft in deze uitdrukking ( met zeker recht) een sterk-ascetische trek ontdekt,
maar men legt het accent te eenzijdig als men denkt, dat het hier zou gaan om vrij
zijn van seksuele ontucht en dat dat 'maagdelijke' exclusief zou wijzen op algehele
geslachtelijke onthouding.
Van deze kant bezien kunnen zich onthoudende mannen óók 'maagden' genoemd
worden.
Men ziet dit te geïsoleerd betrokken op de inderdaad zich snel in het oude
christendom ontwikkelende heiligheidsstreven, die het celibaat als heiliger dan het
huwelijk ging stellen.
Athenagoras, een der apologeten in het einde der tweede eeuw, schreef: "Velen
onder ons worden oud, zonder ooit te huwen, in de hoop, dat zij aldus gemeenzamer
met God zullen verkeren".
Allerlei sekten propageerden volstrekte onthouding en ook Tatianus, de leerling van
Justinus Martyr, noemde het huwelijk rondweg een uitvinding van de duivel.
Ook op dit punt was het oude christendom over een verkeerde wissel gegleden,
zodat men op het spoor van een dubbele moraal kwam, in deze zin, dat het huwelijk
als heilig sacrament ging gelden, maar het ongehuwd blijven van priester, monnik en
non toch heiliger werd geacht.
Men vergat, dat Petrus en Filippus getrouwd waren en kinderen hadden; bovenal,
dat, naar apostolische onderwijzing, 'het huwelijk eerlijk is onder allen en het bed
onbevlekt' ( Hebr. 13:4).
Typisch-heidens is het, om het lichamelijke en het geestelijke tot ( valse)
tegenstelling te maken.
De christenheid verniste dit onbijbels dualisme met de leer, dat onthouding, celibaat
en kloosterisolement Godgewilde heiligheden zouden zijn.
S.P. de Roos verklaart dat 'maagdelijk' gebleven zijn naar de zin van
Paulus'uitspraak: "Met een ijver van God waak ik over u, want ik heb u verbonden aan
één man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen" .
Volgens De Roos bedoelt Openbaring niet maagdelijkheid in het algemeen, maar het
'voor Christus staan', het niet 'afgehoereerd' hebben; ook, dat de kerk, na het
apostolische tijdvak, verder ging dan het Nieuwe Testament, dat het celibaat wel als
volwaardige mogelijkheid stelt, maar het geen voorkeur geeft.
Wie het huwelijk 'natuurlijker' zou achten dan het celibaat, geeft een 'vals zedelijk
oordeel' , want 'de cultuurtaak van de mens gebiedt hem de natuur te beheersen,
zodat 'de natuur' nooit maatstaf kan zijn.
Over het motief om maagdelijk ( ongehuwd) te blijven zegt De Roos, dat een mens dit
zichzelf niet mag aandoen.
Dit is zijn bezwaar tegen de celibaatsbelofte van de broeders van Taizé, welke
protestantse orde hij overigens hoog houdt, als dienstig voor deze tijd ( haar prior,
ds. Schütz, acht de celibaatsgelofte een der voorwaarden, waarop deze orde voor de
wereld van nu een 'teken' wil zijn).
Paulus schreef, dat hij wel zou willen, dat alle mensen waren zoals hijzelf, ongehuwd
( 1 Cor. 7:7).
Waarom? Omdat hij ( in die periode) 'de tijd kort' achtte ( het wereldeinde)?
Omdat hij vreesde, dat getrouwden hun zorgen aan aardse zaken wijden, terwijl
ongehuwden zich onbelemmerd kunnen wijden aan de zaak des Heeren ( 1 Cor. 7:32
en verder).
De apostel moet dit voor zichzelf absoluut noodzakelijk hebben geacht in verband
met zijn wereldwijde opdracht.
De zaak ligt in elk geval op een ander vlak dan bijvoorbeeld zijn mening over het
dragen van lang haar door mannen, welke 'beatle-mode' hij schandelijk en
tegennatuurlijk vond( 1 Cor. 11:14).
Overigens bestrijdt hij wel alle soorten van hoererij, maar niet het huwelijk.
Het 'staan voor Christus' , het 'volgen van het Lam, waarheen het ook gaat', het vrij
en los staan van het ontgoddelijkt en ontmenselijkt wereldlijke is de ascese, door
Johannes hier bedoeld, maar dan niet in de technische zin van kluizenarij en
pilaarheiligheid, doch positief,- een staan in het volle leven, maar toch zich geheel en
in alles aan Christus gebonden weten, in geloofsgemeenschap met Hem, bereid tot
het onvoorwaardelijk zelfoffer voor de zaak des Heeren.
Die op de berg Sion vergaderd worden zijn in hun gehele existentie geraakt en
doordrongen van Jezus' woord: " Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan
Mijn discipel niet zijn'( Lucas 14:27).
Met toewijding en liefde tekende daarom de oude christenheid ( de figuur in de
catacomben!) het Lam met de kruisvaan als Leider.
'Eerstelingen voor God en het Lam' heten deze vrijgekochten, al golden zij in de
wereld voor dompers en achterblijvers.
'Eerstelingen!"
Volgens de oudtestamentische wetten moesten de eerstgeboren zoons en elk eerste
jong van het vee , ook de eerstgerijpte vruchten van akker en boomgaard in het
heiligdom worden aangeboden: de zonen werden de Heer gewijd, vee en vruchten
Hem geofferd.
Waren mens, land en vee immers niet Gods eigendom?
Zo zullen de verzegelden op Sion worden verzameld als de keur van de oogst der
wereld.

Vers 5: In hun mond werd geen bedrog gevonden: zij waren onberispelijk.


Wie voor Christus staat, kan niet liegen!
Zij zijn onberispelijk, zoals Christus Zelf heet 'een onberispelijk en vlekkeloos lam', vrij
van gebreken: de levitisch-technische offerterm.
Zij zijn een zuiver offer op het hemels altaar, vrij van alle afhoereren en
dubbelhartigheid.
Zij zijn immers overal daar, waar Christus is!
Zij weten zich in alles op Hem betrokken.
Zij zijn door het geloof met Hem verenigd en verinnigd; door God in Hem
gerechtvaardigd en geheiligd en worden nu met Hem verheerlijkt en vereeuwigd; door
God in hem gerechtvaardigd en geheiligd en worden nu met Hem verheerlijkt en
vereeuwigd.
"Voor God zijn rechtvaardiging en heiliging een en hetzelfde; want wanneer God
iemand rechtvaardigt of rechtvaardig maakt, zo maakt Hij hem overeenkomstig aan
Zijn wet; maar overeenkomstig de wet kan niemand heilig verklaard zijn, die net zowel
van zijn onreinheid als van zijn schuld en straf bevrijd is.
Daarop wordt de nadruk gelegd, dat Jezus ons verlost heeft van alle onwettigheid,
tegenover hen, die Hem slechts voor de vergeving der zonden willen" ( Kohlbrügge).
J.M. Hasselaar ( tegenover; beter: náást de exclusief-anselmiaanse opvatting van
verzoening door voldoening): 'Het onherhaalbare en plaatsvervangende karakter van
het messiaanse offer krijgt dan wel de volle erkenning; het is in absolute mate
historisch en tevens van eeuwig gewicht.
Maar is de Middelaar nog méér dan heilsmiddel?
Wij moeten in de Middelaar de bemiddeling van de Heilige Geest gelijke eer
schenken, dat wil zeggen niet tegenover het heilsmiddel, als voorbij feit, de
zelfstandigheid van het leven der openbaring verheffen'.
'Er zit bovendien ook dit aan vast, dat de christologische notie van de
plaatsvervanging het zenden van de Geest door de Middelaar ( in Zijn verhoging)
mede omvat, zodat de plaatsvervanging niet in het kruisoffer een afsluiting vindt.'
Welk een troost ligt in dit visioen!
Zij hebben 'het' in Hem!
Christus is hun ware levenselement, waarom zij reeds nu en hier in de hemel verkeren
( Efese 2:6).
Zij zijn geheel en voorgoed vrij van de macht van de draak.
'Er gaat geen draad verloren, die Gods Geest gespannen heeft!'